De wandeling

wandeling

Het was rond vijf over negen in de morgen. De lentezon zon omarmde de eerste bloemen waardoor ze hun heerlijke frisse geuren loslieten. De bomen vormden lange schaduwen achter zich en wiegden in gezamenlijke eenheid in de ochtendwind. Vogels vlogen twitterend door de takken op zoek naar hun ontbijt.

Vanuit haar verblijf, een soort pijpenla woning aan de rand van het Bloemendaalse bos, tegenover het hertenkamp van het vliegende hert aan de Brederodelaan, keek Elsie naar buiten en genoot van het tafereel. Ook zij werd getroffen door de warmte van hetgeen ze zag. Ze stapte naar buiten en liet de warmte over zich heen komen. Misschien dat het dit seizoen lukt, dacht ze, en komt hij vandaag in eindelijk in mijn leven. Ze snakte naar een toekomst.

Elsie was een mooie lange slanke meid, hoog op haar benen en voor een ieder in haar omgeving aanbiddelijk. Elsie werd alom gerespecteerd omdat ze zich kon meten met alle jongemannen in de buurt, ze was iedereens vriend en vriendin, the girl next door. Maar ze was kieskeurig en dat wisten alle jongelingen in haar omgeving, ze wachtte immers op haar prins op het witte paard. Niettemin wilden ze tegelijkertijd in haar omgeving zijn, al was het alleen maar om het gevoel dicht bij haar te zijn. Dicht bij haar warme aantrekkelijke uitstraling en de lol die ze met haar konden hebben.

Elsie strekte haar lange slanke lichaam even uit en zette haar eerste passen van het seizoen op weg naar haar favoriet open plek in het bos. Ze zwaaide even naar Harry, Paul en Richard die buiten bij een etablissement stonden te kletsen. Opgewekt en liefdevol zwaaiden de drie mannen met blosjes op de wangen terug. Ze merkte dat haar aanwezigheid ze afleidde van het onderwerp dat ze in eerste instantie hadden aangebroken. Ze lachte er liefdevol om en vervolgde haar weg.

Het duurde even voordat ze de open plek in het bos had bereikt. Het is immers altijd weer een avontuur om heelhuids de tocht naar de plek door te komen. Vele gevaren zitten altijd op de loer. Vorig seizoen woonde er een terror Kraai in het bos die regelmatig heer aanviel. Ook nu hoorde ze weer het gekrijs van de brute vogel in de verte. Regelmatig stopte ze even en “bevroor” ter plekke, om na enkele minuten weer voorzichtig en schoorvoetend verder te gaan. Ze rustte even uit aan de voet van een grote eik en drukte zich er dicht tegen aan. Om er zeker van te zijn dat ze zich onbespied waarde keek ze nog even om haar heen. Ze schrok, en al haar zenuwen in haar lichaam begonnen te tintelen, een warmte van opwinding en lust gierde door haar lijf. Daar zat hij, daar was hij dan eindelijk. Haar droomprins.

Even verderop zat Vincent, een mooie jongen, goed geproportioneerd en een dromer. Hij ging altijd even naar de open plek in het bos om zijn drukke omgeving te ontvluchten. Hier kon hij rustig zijn hobby uitoefenen, mediteren en zijn lichaam in balans brengen. In volledig Zen zijn met zijn geest en lichaam. Rust, meditatie en concentratie was zijn motto en levensvervulling.

Het was deze morgen echter van korte duur. Een lichte zucht bereikte zijn gehoor, waardoor zijn aandacht verplaatste richting het geluid. Zijn kleine hart sloeg een paar slagen over en zijn huid verkleurde van opwinding. Daar beneden zat het mooiste schepsel dat hij ooit aanschouwde. Daar was ze dan eindelijk.

Zo snel als zijn benen het konden dragen wandelde hij naar haar toe. Raakte haar even aan. Zij beantwoorde zijn aanraking direct. Ze draaiden even om elkaar heen en na enkele voorzichtige betastingen strengelden ze in elkaar. Eindelijk had Elsie haar droomprins gevonden. Het korte voorstellen was achter de rug. Ze wisten dat ze voor elkaar geboren waren. Hij klom op haar rug en gezamenlijk wandelde ze verder. Ze voelde zijn warmte in haar stromen, een gezin van kleine sterke wandelende takjes was op komst. Kleine trappelden pootjes zullen haar genen verder verspreiden. Haar doel was bereikt. Het geluk straalde haar tegemoet. De lentezon zou verder voor haar kleintjes zorgen. Carpe Diem.

PS: Voor de kritische lezer: Vincent en Elsie zijn niet parthenogenetische wandelende takken.

Het Oordeel

het oordeel

Ik had mij na een heerlijk potje darten weer eens gepositioneerd aan de bar, in volledige overgave van de geneugten die de bar te bieden had. In dit geval een geheel onschuldig en wat naïef glaasje cola. Jazeker, een colaatje, want ik heb ondervonden dat je na enige biertjes ietwat anders gaat reageren. Maar dat even terzijde. Mijn aandacht ging in eerste instantie uit naar de snelheid waarmee de bubbeltjes in de cola omhoog schoten, toen mijn aandacht zich plots verplaatste naar een verhaaltje over een dametje in een autootje. Dat intrigeerde mij en ik gleed mee in het verhaal.

De verteller, ietwat rood aangelopen van emotie, bleek die avond achter een klein autootje met een oudere dame te hebben gereden. Het betreffende dametje had een rijstijl dat niet geheel voldeed aan zijn norm van autorijden. Ze was niet ouder dan zo’n 81 jaar, dacht hij. Reed met een snelheid van amper 40 km per uur naar een onbekende bestemming, op een stoplicht af. Ongeveer 10 meter voor de streep van het stoplicht stopte ze haar auto en bleef geduldig wachten. Het achteropkomend verkeer bleek het daar niet mee eens te zijn en wachtte ietwat minder geduldig. Passeren was onmogelijk. Het stoplicht sprong op groen, een verandering van momentum dat haar niet direct opviel. Haar aandacht was meer gericht op haar pasvorm in de autostoel. Na enig heen en weer schuieren, had ze weer alle lichaamsdelen op de juiste plaatsen, zodat voor haar verder rijden weer tot één van de mogelijkheden behoorde. Toen ze de streep passeerde sprong het licht weer op oranje en frustreerde hierdoor het achteropkomende verkeer, dat wederom moest wachten. Enkele sturen en claxons hebben de klappen van frustratie op moeten vangen, hetgeen ik me zo wel een beetje kan voorstellen.

De verteller rustte even uit, nam een slokje van het gele goud, slaakte een zucht van genot en vervolgde zijn verhaal. Hij zei, “ Ik was benieuwd hoe dit dametje, zo zonder besef van hetgeen ze teweegbracht, het verkeer de baas bleef.” “Ik volgde haar. Want ik was benieuwd of ze de “eindstreep” zonder brokken zou halen. Wonderwel gebeurde er niets met haar. Wel bleven er enkele auto’s achter met bestuurders die wellicht aan een hart/longmachine aangesloten moesten worden.”

Haar bestemming bleek een apotheek in Beverwijk om medicijnen te halen.” Ik bleef even in de auto wachten, om later mijn eigen weg te vervolgen en dacht” Hoe zal dit gaan als ze bij de apotheek binnenstapt, immers daar staat dat je om privé redenen achter de streep moet wachten. Ik ben bang dat als ze hetzelfde principe hanteert als op de weg, ze buiten moet gaat wachten en dus nooit aan de beurt komt. Ook niet bij de bank, postkantoor, gemeentehuis en begrafenisondernemer. Zó komt ze ook nooit in “de hemel.”

Was dat ‘t” zei een kleine gezette man met geruite blouse, terwijl hij met zijn kleine dikke mollige vingers nieuwe flights aan zijn pijlen frommelde.

De barbewoners grinnikten wat en een discussie laaide op na dit intrigerende verhaal, waarin het probleem en de oplossing “op tafel” kwam. Dat ze bij het stoplicht 10 meter voor de streep wacht heeft te maken met haar lengte, immers hoe lager je in de auto zit, het optisch bedrog een rol speelt bij de afstand tussen auto en streep. Het ruimtelijke inzicht, dat helaas toch al niet al te hoog scoort op de vrouwelijk ladder van “het kunnen,” met de jaren terugloopt. Het zintuig “horen” niet meer optimaal werkt, gezien het negeren van de harde tonen die de claxons produceerden. Oprechte en eerlijke excuses voor de dame in kwestie was het eind oordeel, aldus de heren op de krukken..

De verteller, inmiddels in rustiger water, knikte meegaand en nam zijn verlies.

We keken elkaar aan en schudden onze hoofden. Dit kan toch niet dat dit arme dametje, dat zo haar best deed om wellicht de medicijnen voor haar zieke man te halen, wordt uitgekafferd door een jongere mannelijke medeweggebruiker die, zo we denken, nog volledig in het bezit is van alle zintuigen om een juiste inschatting te kunnen maken van de geboden situatie op de weg. Hierop moest een gepaste uitspraak komen. De verteller werd veroordeeld tot een bijdrage in de inmiddels lege glazen.

De barvrouw vulde de deze en de heren proosten op de oude dame terwijl op de achtergrond “check!” werd geroepen.

De deur zwaaide open een koude wind toelatend. Een rood aangelopen manneke met zijn tasje met pijlen onder zijn arm stapte het etablissement binnen. Hij zei, “ Mensen waar ik nu achter gereden heb……..” De barbewoners leegden snel hun glas er was weer een gratis rondje in aantocht.

Het symbool

Hartje op raam

De wind sneed langs zijn oren, sneeuw daalde kouwelijk op zijn onbedekte hoofd. Diepe groeven in zijn uitgeleefde treurige gezicht markeerde een leven van hard werken. Een dikke grijze coltrui, twee zwarte lange jassen en een sjaal bedekte zijn tengere lichaam. Het was nog niet voldoende om hem te verwarmen. De gaten in de broek zorgde voor de onwelkome aanvoer van kou. Zonderling zwalkte hij door de sneeuwstorm. De pontveer waarmee hij naar de overkant voer ver achter zich latend. Het was niet zo fijn geweest op de pont. De veerman had hem niet zien aankomen en wachtte lang op voldoende auto’s. Normaal is dat niet zo’n probleem, immers je staat er meestal lekker beschut. Nu joeg de harde wind de ijzige kou dwars door de pont en verdreef de warmte die uit de machinekamer omhoog steeg.

Door de ijzige kou dreef zijn gedachte af naar gelukkiger tijden, met zijn vrouw, kindjes, heerlijke warmte, lekker eten en gelukzaligheid. Het was nog niet zo lang geleden, slechts enkele jaren. Maar ja de crisis maakte een eind aan dit geluk. Overtallig was de reden, hij kon vertrekken na 31 jaar trouwe dienst. Het financiële juk werd met het verstrijken van de tijd te zwaar en bezweek het gezinsgeluk onder de grote druk. Huis en haard ging verloren, depressiviteit weekte zijn gezin los, een kartonnen doos werd zijn nieuwe onderkomen.

Intussen had hij het bos bereikt waarin hij zich veilig voeldem bij zijn kartonnen doos met warme dekens dat verscholen lag in het kreupelhout. Hij rustte uit in de luwte van een stevige eik, strekte het lichaam en ontspande zijn stijve spieren.

In de verte ontwaarde hij een zwak licht, niet zo maar een licht, maar een licht met een warme aantrekkelijke rood/gele gloed. Het trok hem aan en liep het licht tegemoet. Het pad volgend zag hij een soort skihut waarin enkele mensen heen en weer liepen. Hij twijfelde maar de aantrekking was te groot. Dichterbij komend zag hij dat de rood/gele gloed werd veroorzaakt door het tapijt dat aan de muur was bevestigd. Vier grote ronde gele schijven omringende zwarte borden met kleuren en cijfers. De aanwezige mensen lachten en dronken met veel plezier hun drankjes. Stalen pennen met veertjes werden in de borden gegooid.

Het interieur van de skihut was rijkelijk versiert met kerstslingers, lichtjes en voldoende groen. Aan de bar nog één vrije kruk. Het was aantrekkelijk om naar binnen te glippen en aan te schuiven, maar zijn schuchterheid verdreef de gedachte. Een kleine ietwat gezette man, gekleed in een geruit shirt, opende de toegangsdeur. Hij moest even een peuk verwerken en een telefoongesprekje voeren met zijn liefje. Dat kon de kouwelijke man nog net horen voordat hij zich snel achter het etablissement verschuilde.

Nadat de kleine man hoestend weer in de skihut verdween, heeft hij nog een lange tijd achter het raam gekeken naar de gezelligheid en vriendschap. Hij was vertederd door het tafereel voor zich, verwonderd dat ook dat nog steeds bestond. In gedachte bracht het hem weer terug naar het geluk, de warmte, de aandacht, de liefde. Het lieve telefoongesprek van de kleine man gaf hem de vonk die hij nodig had om weer terug te keren, zijn geluk te gaan zoeken; zijn kinderen.

De pleziermakers in het etablissement hadden niets in de gaten wat er zich buiten afspeelde. Behalve een jonge meid. Ze zag de man, schrok even maar zijn vriendelijke gezicht kalmeerde haar nog op hetzelfde ogenblik. Ze bleef even glimlachend naar hem staren. Een twinkeling in haar oog ontving de koude man dankbaar en knikte begrijpend. Het meisje liep op een drafje naar haar vader, trok aan zijn trui en wees naar het raam waarachter de man had gestaan. Alles wat nog zichtbaar was was een ademzucht met daarin een hartje dat langzaam van het raam verdween. Snel liepen ze naar buiten en zochten tevergeefs de omgeving af.

De man dook weer in zijn kraag en wandelde met een glimlach de donkerte in. Op weg naar het geluk.

Het achtste pulletje

pulletje

Er zijn momenten dat ik even ga wandelen om mijn gedachten te ordenen en mijn gevoel de vrije baan te geven. Het was dinsdagmorgen, het waaide zachtjes, de lentezon verwarmde mijn gezicht, het gras voelde zacht aan onder mijn voeten. Aan de oever van de sloot die aan mijn voeten voorbij kabbelde lag een trotse moedereend met haar net uitgebroede pulletjes. De sloot was niet meer dan zo’n 2 meter breed en circa 40 tot 50 cm diep. Even verderop werd de sloot overbrugt door een klein boerenbruggetje en omzoomd door rietscheuten die het licht net hadden bereikt. Een eenzame eik maakte het tafereel compleet. Daar in het water had Sneek zijn rijk.

Sneek de snoek lag stil in zijn domein in het diepere water bij het bruggetje. Sneek was een trotse snoek van zo’n 108 cm lengte en vond zich met zijn mooie lichte en donkergroene teint en geel gestippelde buik, de knapste snoek in de weide omgeving, vond hij. Aan de helderheid en de veranderende korte schaduwen van het water merkte Sneek dat de tijd van overvloed weer naderde. De smaak van heerlijke jonge visjes en zachte spartelende pulletjes deed zijn bek vollopen van genot. Na het dagelijks inspecteren van zijn omgeving zwom hij traag terug naar zijn uitvalsbasis tussen het jonge riet, vlak onder de eik, waar twee dikke wortels zich in het water spreiden.

Niet ver van Sneek’s paleisje had Ans eend haar acht eitjes uitgebroed. Haar kroost had zich heerlijk en tevreden om haar heen genesteld en vonden daar warmte en bescherming. Een pracht tafereel. Het was echter tijd dat er gegeten moest worden. Ze spoorde haar acht pulletjes aan om haar te volgen naar het water. Gedwee en vol energie volgden ze haar in een keurige rij om op zoek te gaan naar heerlijk kroos en waterinsectjes. Ans en haar kroost gleden behoedzaam het water in, immers ze wist uit ervaring dat het water veel gevaar met zich meebracht.

Sneek’s interesse was gewekt, hij voelde de trillingen in het water en vol opwinding gleed hij geruisloos een stukje naar voren zodat zijn zicht op de omgeving optimaal was. Hij hoorde het driftige gepeddel van kleine pootjes en genoot al van de heerlijke maaltijd dat in het verschiet lag. Langzaam en behoedzaam kwam Sneek in beweging richting het lekkers. De oever en de jonge scheuten boden voldoende beschutting en dimde elke rimpeling en trilling in het water.

Ans zorgde ervoor dat haar pulletjes in haar omgeving bleven, immers de oever was de gevaarlijkste plek voor de pulletjes, maar waar ook het lekkerste en de meeste hapjes te vinden waren. Zodra ze klaar waren verzamelde Ans haar kroost in het midden van de sloot waar ze weer als een treintje achter elkaar naar het nest terug zwommen. Plots stopte Ans waardoor haar kroost als opgestapelde pulletjes tegen haar en elkaar aan zwommen. Het achtste pulletje wist de botsing te ontwijken en zwom geschrokken en in paniek richting de gevaarlijke oever.

Sneek had, toen hij nog op school zwom, een trucje geleerd om in school verwarring te zaaien. Hij maakte een kleine snelle beweging, waardoor het water iets werd opgetild. Dit snoekenkwaad zaaide genoeg verwarring om de schoolklas in paniek te brengen. Dat was een leuke tijd mijmerde hij. Ook nu slaagde hij in zijn opzet met vin en staart. De moedereend schrok zo hevig dat een van de pulletjes zich had afgezonderd, precies zoals hij dit al meerdere keren met succes had uitgevoerd. Een “grijns” ontwaakte op zijn kop. Het pulletjes was in paniek naar de verkeerde oever gevlucht, precies aan zijn kant. Hij moest de afstand snel overbruggen voordat het pulletje zich veilig de oever op worstelde.

Luid piepend zwom het achtste pulletje richting de kant, niet alleen van schrik door de chaos voor hem, maar ook door de paniek van mama Ans. Ans zag dat haar achtste naar de verkeerde oever vluchtte maar zag ook de schaduw die door het water schoot richting haar kleintje. In haar hart wist ze wat dit ging betekenen, ze zou er weldra nog maar zeven achter zich aan hebben. Het eendenzweet brak haar uit.

Sneek was snel en met drie forse slagen van zijn staart bereikte hij pulletje acht, nog maar enkele centimeters was hij verwijderd van een heerlijke maaltijd en om de finale beet in te zetten. Een enorme schaduw schoot over het water richting pulletje acht en Sneek. Ook Sneek zag tot zijn grote schrik deze donkerte over zich heen komen. Voordat hij met een ferme klap van zijn staart kon reageren, boorden 2 klauwen zich in zijn rug en tilden hem uit zijn vertrouwde natte omgeving in een nieuwe waterloze dimensie. Sneek kreeg een mooi weids gezicht over zijn leefgebied. Het gevaar waar hij in zijn jeugd op school voor was gewaarschuwd had hem te pakken. Hij probeerde zich nog los te wurmen met hevige kronkelende moves, maar het mocht niet baten. Het laatste wat hij zag waren enkele paren grote blije okerkleurige ogen en enorme gele snavels die naar hem toekwamen.

Ans en haar zeven overgebleven pulletjes kropen snel op de kant en riepen naar hun broertje die bibberend de oever aan de overkant was opgekropen. Ans liet haar kroost achter in het nest en snelde naar de overkant om haar achtste te halen. Al snel waren ze weer terug en lagen ze genoegzaam en veilig bij elkaar. Hun eerste gevaar getrotseerd. Er volgden elke dag weer nieuwe avonturen. De volgende dag zou het met Rudolf de Rat zijn. Maar dat een andere keer.

De Sheriff

Sherif

Het was zo rond 15,15 uur op een zaterdagmiddag in een Country en Western opgetuigde feesttent in de plaats Chateauroux, Frankrijk.

Achterin de tent speelde op het podium bracht een Country en Western band in een uptempo 4 kwartsmaat hun repertoire ten gehore. Het publiek, geheel gekleed in dezelfde stijl, dansten vrolijk erop los begeleid door jippiejajee kreten en Steston hoeden die in de lucht vlogen. Ik stampte vrolijk mee alsof ik dit elke dag deed en glimlachte naar de geruit/kortgerokte dame die haar gemoed weelderig tentoonstelde in een blauwe blouse met kanten biezen ronde de “halslijn”.In een kort stil moment tussen de tonen van de muziek door hoorde ik achter me een langzaam slepend geluid van metaal dat krassend de vloer teisterde. Het klonk als “klintsjeee, klingstjee, klingstjee.” Ik draaide me nieuwsgierig om om te ontdekken wat dat geluid nu was.

Vlak achter me stond hij. Een oude man van ongeveer 1,68 meter groot. Hij droeg een bruinleren cowboyhoed, de rand keurig omhoog gevouwen, een gleuf in het midden, versierd met een metalen afbeelding van een zwarte stierenkop. Daaronder lang vlassig grijs haar, gevlochten in een staart en samengebonden met een pees van stierenpenis.

De hoed droeg hij diep naar voren over zijn moe en lonesome gegroefde gelaat. Een rood geruite halsdoek in een knoop bedekte zijn dunne smalle geplooide hals en leunde zwaar op zijn scherpe adamsappel, nog net waren de uitlopers van een gevleugelde tattoo zichtbaar. Het boordje van zijn grijskleurige overhemd stond uitdagend open en een plukje grijs borsthaar ontsnapte naar buiten. Op het wat ruim zittende giletje prijkte een grote zilveren ster waarin met duidelijke letters Sheriff stond gegraveerd. Om zijn smalle heupen hing een lange bruine broek waarvan de smalle pijpen te wijd om de benen hingen, de onderkant over de zwarte laarzen getrokken.

Het waren mooie zwaar bewerkte laarzen waarvan het leer schitterde door de rijkelijke bedrukking van krullen en hoefijzer afbeeldingen genaaid aan kwaliteitszolen en een hoge hak. De punten van de laarzen wezen netjes zon 15 graden omhoog. De hakken voorzien van versleten beugels met sporen, welke tijdens het lopen heen en weer waggelden als dronken wieltjes, die een metaal raspend geluid achterlieten. Het geheel werd gecompleteerd door een evenzo bewerkte holsterriem met bijpassende pistolen met lange lopen. Nonchalant op de schouder een ontkoppeld geweer waarvan de loop langs de rug omlaag wees.

Hij keek vervaarlijk de zaal door en duwde zijn Steston met een vingertop omhoog, zodat zijn zwarte ogen onder twee weelderig overhangende wenkbrauwen zichtbaar werden. Zijn norse gezicht klaarde ineens op en begon hij lichtvoetig de horlepiep te dansen en riep uitbundig “howdie mes amie, Jjppiejajee SilverHij stopte net zo snel al hij was getart en duwde zijn hoed weer op zijn plaats. Hij liep verder met een slepende gang de zaal in waarbij het klintsjeee, klingstjee, klingstjee weer hoorbaar was, om even later weer als een pop waar geld in werd gestopt de horlepiep te dansen en “howdie mes amie, Jjppiejajee Silverte roepen. Hij had zeker de lachers op de hand en slofte naar de dansvloer waar hij uit zijn achterzak de handboeien pakte en naar 1 van de weelderige cowgirls liep. Sloeg haar in de boeien en “sleepte” haar mee de dansvloer op. Meerdere koppels volgden vrolijk. De country muziek werd opwindender en de mensen jippiejajeejden alsof het hun leven ervan afhing. Het werd een vrolijke boel waarin ik mezelf ook verloor en voor ik wist stond ik op het danspodium mee te doen in een linedans sessie tot in de late uurtjes. 

Jippiejajeeheee, jippiejajohooo.

Gewenning

klok

Afgelopen weekend is de wintertijd weer ingegaan, weer een maand wennen aan een ander tijdsritme. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik heb er altijd knap last van. Mijn ingebouwde tijdsklok zorgt ervoor dat ik meestal op (ongeveer) hetzelfde tijdstip wakker wordt. Als ik nu echter op mijn mobieltje kijk, ben ik een uur te vroeg wakker. Inslapen doe ik niet meer omdat mijn bovenkamer direct in zijn overdrive gaat als ik wakker ben. S-avonds heb je dan hetzelfde maar dan in omgekeerde volgorde. Om 22.30 uur denkt je bio-klok dat het 23.30 is en zit je voor de buis of laptop te knikkebollen of je mist het einde van een leuke film. Het halfjaarlijks wisselen van zomertijd naar wintertijd en andersom zou het land economisch voordeel moet geven. Misschien is dat wel zo. Maar weegt dat op tegen de nadelen die het voor de mensen heeft, gedurende de weken na de tijdswisseling. Ik kan me niet voorstellen dat mensen productiever worden als het lichaam 15% van het jaar moeten wennen aan een ander tijdsritme.

Bovendien vindt de tijdswisseling plaats in een periode van 2 ingrijpende seizoenswisselingen. Hetgeen metabolisch en psychologisch een behoorlijke wissel trekt op je lichaam en geest. Wij mensen hebben daar tijd voor nodig om aan te wennen en daar dient rekening mee te worden gehouden in het kader van recreatie en werken in een verhouding van 90 staat tot 10 gedurende 3 weken. Nu hebben wij nog 2 extra seizoenswisselingen, waarmee we te dealen hebben en waar tijd voor nodig is om aan te wennen. Ook hiervoor is een gewenningstijd nodig in de vorm van hersteldagen om een en ander verantwoordelijk te kunnen beleven en om naar een evenwichtige zin in werkverhouding te vloeien.

Nu ga je gemiddeld ook zo’n 2 keer per jaar met vakantie waar je enorm naar uitkijkt. Het vervelende is dat het zo weer voorbij is en je weer naar je werk moet. Ook daar moet je dan weer aan wennen. Al met al zijn we zo’n 50 % van de tijd aan het herstellen van het wennen aan. En dat elk jaar weer. Dit wennen kost de gemeenschap geld en dat geld hebben we nu in tijd van een post-crisis hard nodig.

Mijnsinziens zijn hiervoor een aantal oplossingen aan te dragen, nl.: Als er toch bespaart moeten worden op de Zorg stop dan met de wintertijd en laat de zomertijd doorlopen dat scheelt heel veel gewenningstijd ergo ziektedagen. Na elke vakantie een week overgang naar een volledige werkweek waar je geleidelijk aan elke dag een aantal uren meer gaat werken. Ook dat scheelt gewenningstijd dus zijn er minder mensen ziek na hun vakantie. Alleen de seizoenswisselingen daar is helaas niets aan te doen, maar ja een beetje wennen is ook niet verkeerd daar wen je dan wel weer aan en mocht dat dan niet lukken vraag je een gewenningsweek aan conform de vakantie-gewenningsweek.

Al met al zal er dus een nieuwe regeling moeten worden opgesteld waarin wordt opgenomen, indien er niets verandert, gewenningsweken en hersteldagen moeten worden ingesteld om aan tijdswisselingen, seizoenswisselingen en vakantie-opstart-perioden te kunnen wennen. Na ondertekening van deze wet c.q. regeling krijgt een ieder om daaraan te wennen.

Voor diegenen die in dit verhaaltje een clou zoekt. Het is verborgen en dus vindbaar. Vind je het echter niet, dan laat je het over je heen komen zodat je vanzelf went aan het gevoel van onvindbaar vinden. Wen er maar aan.

Groeten John

De poezenfluisteraar

20140520_152724

Ik gunde me een momentje van rust. Lekker met een drankje uitgestrekt op de bank. Op de achtergrond stond de tv aan, waarop een oude aflevering van Colombo met Peter Falk was te zien. Niet alleen ik nam de rust, ook mijn zwarte poes Amber had hetzelfde idee en vleide haar lijfje genoegzaam en spinnend op mijn uitgestrekte onderstel. Nu heeft Amber, net als alle poezen, de gewoonte om haar gehele oeuvre spinnen ten gehore te brengen, hetgeen mijn geest altijd in zen brengt. Zo ontspannend, dat mijn hoofd in een vertraagde reactie mijn oogleden volgde. Halverwege mijn neerwaartse beweging, zag ik dat Amber de poes hetzelfde voorbeeld volgde. Onze blik raakte elkaar en we bleven gebiologeerd naar elkaar kijken.

Poezen laten aan je merken wanneer ze het naar het zin hebben. Dit doen ze door hun oogjes meerdere malen tevreden dicht te knijpen, om vervolgens in slaap te vallen. Dit ritueel startte Amber om haar tevredenheid en genoegzaamheid aan mij kenbaar te maken. Ik moest denken aan de Dr. Dolittle films met Eddy Murphy. Hij kon immers praten met dieren. Ik dacht zou ik dat ook kunnen met Amber. En startte haar ritueel van oogjes dichtknijpen op het moment dat ze me aankeek. Langzaam kneep ik mijn ogen toe en weer open en dat herhaalde ik enkele malen. En ja hoor, ze volgden mijn voorbeeld. Ik kreeg een aanval van vreugde en dacht het gaat goed ik wordt een poezenfluisteraar.

Weer kneep ik mijn ogen langzaam toe en verbrede mijn poezenvocabulaire door aan mijn hand te gaan likken. Plotseling stopte Amber en keek me met grote ogen aan, sprong ontsteld op en nam de benen, mij ontzet achterlatend. Wat had ik nu verkeerd gedaan. We waren zo ver in het interdierlijke contact. Terwijl ze wegliep keek ze nog even achterom, schudde met haar twee achterpootjes en verdween naar buiten.

Ik piekerde me rot, wat zou nu het tevreden likken aan je poot betekenen. Het moet blijkbaar een onoverkomelijke belediging zijn geweest, immers ze vertrok zonder aarzeling en keek nu niet bepaald vriendelijk achterom. Nu zie ik poezen en katers die elkaar tegenkomen vaak dreigend tegenover elkaar staan, om een kwartiertje later rustig te gaan liggen en vervolgens in de buurt van elkaar hun pootjes te gaan likken. En vaak nogal opvallend agressief naar elkaar kijkend. Zo van je maakt me niet bang hoor, en dan nog een paar ferme intimiderende likken daarna.

Het zal toch niet “The finger” betekenen hè. Zo van “lik mijn staart eikel.” Het moet echt zo iets zijn. Ik kan me nu volledig voorstellen hoe gefrustreerd vertalers zijn die proberen een onbekend schrift te ontcijferen. Ik kon de rust om even te tukken niet meer vinden, het weglopen van Amber bleef maar op mijn netvlies gebrand staan. Colombo was intussen afgelopen en ik zat met een flinke kater en een illusie armer.

Geen Poezenfluisteraar.

Echtelijk gekraai

kraaien

Het was al herfst toen twee kraaien, zo tegen het vallen van de avond, op een veld driftig heen en weer lopend kenbaar maakten dat er iets niet in de haak was. Het was duidelijk te zien dat het om een kraaien echtpaar ging. Hij was een uit de kluiten gewassen exemplaar en zij was wat kleiner van postuur. Maar dat was niet het enige waaruit je kon opmaken dat ze het vrouwtje was. Ze kraaide luidruchtig en onophoudelijk, in een staccato van “kut,kut,kut,kut” Alsof ze duidelijk wilde maken dat hetgeen was gebeurd zijn schuld was. En zo ging het de hele tijd maar door. Zij aan het kraaien en hij heftig zoekend in het gras naar iets dat duidelijk niet meer te vinden was. Ik weet zeker dat onder het mooie zwart parelmoer glanzende verenkleed hij rood van schaamte kleurde.

Na enige tijd vloog ze driftig op en vloog sierlijk naar hun vaste boom hoog in de uitkijk. Hij vloog haar traag en vol schuldgevoel achterna. Boven in de boom werd nog even nagekraaid alvorens ze in rust doken en de omgeving afspeurden naar eventueel nog weggegooid eten of aangereden wild. De avond viel en ze doken tegen elkaar, sloten hun kraaloogjes en genoten van een welverdiende nachtrust.

Ik was geïntrigeerd door het tafereel dat zich voor me had afgespeeld. Ik wilde graag weten waardoor het vrouwtje zo overstuur naar haar partner reageerde. Maar als je daarop wacht, gebeurd natuurlijk niet waar je op hoopt. Gelukkig duurde het niet zo lang voordat het mij allemaal duidelijk werd.

Eergisteren had ik in de koelkast nog een oud halfje brood over. Lekker bruin meergranen brood. Ik had het weg kunnen gooien, maar ervaring leert dat onze vliegende vrienden er veel plezier en genot aan beleven door het in snel tempo te verorberen. Een eureka moment overspoelde mijn brein. Ik liep naar buiten en scheurde de sneetjes in kleinere brokken en verdeelde deze over een klein gebied. Het echtpaar kraaien sprong op en vloog in een weide boog op het brood af. Een duidelijke schreeuw van blijdschap en als waarschuwing voor anderen begeleidde hun vlucht.  Hebberig verzamelde het kraaienechtpaar zoveel mogelijk brokken brood in de snavel om dan weg te vliegen naar een plekje waar het veiliger is. Tot mijn verbazing echter, begroeven de kraaien hun buit diep in het gras. Ik liep richting de kraaien en schreeuwde hen toe dat dat niet de bedoeling was en dat ik het brood zelf ook wel kon weggooien. Even schrokken ze, door licht met gespreide vleugels op te springen en gingen vervolgens verder met deze wat onhandige, maar voor hen nuttige bezigheid.

Links van me hoorde ik gedempt gekwetter van 4 op een tak zittende eksters. Zij keken vol belangstelling naar de beide kraaien en volgde de ijver. Ik had eigenlijk verwacht dat ze ook snel zouden opvliegen naar het gebiedje waar ik het brood had verspreid. De kraaien echter waren hun te snel af. De eksters, die wel even opvlogen, maar direct terugkeerden naar hun tak, bleven verstandig achter. Het leek alsof ze achter hun vleugels ondeugend lachten en keken slim. Ze wisten wat ze deden.

Alle stukjes brood werden door het echtpaar ijverig onder hoopjes gras verborgen om er later in de avond van te kunnen genieten. Ze maakten nog even een dansje door, springend met hun vleugels wijd, zacht tegen elkaar op te botsten, om daarna terug te vliegen naar hun uitkijk. Het werd stil en de 4 eksters bleven ook rustig op hun tak. Niets aan de hand zou je denken.

Het duurde slechts 2 minuten toen 1 van de ekster zich afzette van de tak en in een wijde boog uit het zicht van de beide kraaien naar de plekken vloog waar de kraaien hun maaltje voor de avond hadden verstopt. De ekster landde niet direct op de plek, maar ongeveer een 5 meter vandaan. Langzaam liep de ekster, zogenaamd onwetend van de voorraadplekken, naar 1 van de pollen gras waaronder het brood te vinden was. Hij sprong 2 keer omhoog en bleef stil op de plek staan. Het dansen van de ekster was blijkbaar het teken voor de andere 3 om ook in dezelfde afleidende bocht naar de plek te vliegen waar het brood te vinden was. De beide kraaien hadden niets door. Hun voorraad voor de avond werd snel en gedisciplineerd leeggehaald.

Ik vervolgde mijn dagelijkse routine en keek tegen de avond naar buiten en wachtte op de terugkeer van de kraaien. Na enige tijd kwamen ze aanvliegen naar het veld en gingen opzoek naar naar hun avondmaal. Je kan raden wat er gebeurde. “Kut,kut,kut,kut” begeleidde de tirade van moeders de kraai. Alleen nu stond meneer kraai met de vleugels op de heup net zo hard terug te kraaien. “Oh ja, en jij dan hé, waar zijn jou stukken dan hé? En ja je hebt een dikke reet.” Ik draaide me na deze laatste opmerking stil om en verdween op kousenvoeten naar binnen en bekeek het “gevecht “ verder vanaf de bank.

Je zou zeggen dat het echtpaar geleerd heeft van de les die de eksters hen gaven. Maar helaas voor hen, maar geluk voor de eksters herhaalt dit zich tot de dag van vandaag en geen hond die ernaar kraait.

Hertenwens

hert

Enkele jaren geleden stapte ik op donderdagmorgen rond elf uur in mijn auto. Een plastic zak met afvalgroente en broodbrokken dropte ik op de achterbank. Ik had zin om het “wild” in het Bloemendaalse hertenkamp te verrassen met deze lekkernijen. Een kinderlijke opwinding welde in me op en mijn rechtervoet reageerde direct door het gaspedaal stevig naar achteren in te drukken. Vroeger ging ik wekelijks naar dit hertenkamp, het werd zelfs zo erg, dat ik er verslaafd aan raakte en heb moeten afkicken bij de stichting “Forgesi La Cerva.”* Daarna ben ik nooit meer in de nabijheid van een hertenkamp geweest. Het is dus niet zo gek dat de drang om naar een hertenkamp te gaan altijd sluimerend aanwezig was. Ik bleef de trouwe donkerbruine ogen van de reeën op mijn netvlies zien als ik mijn ogen sloot.

Maar goed dat even terzijde. Ik ben op weg dus. Bomen, stoplichten en vele auto’s later arriveerde ik bij de rotonde en parkeerde mijn auto in het buurtje achter het hertenkamp. Ik spoedde me, hinkelend als een kind naar het hek, maakte de zak met eten alvast open om de herten en reeën direct te kunnen bedienen. Groot was mijn teleurstelling dat geen ree of hert in de wijde omgeving zichtbaar was. Alleen een groep eenden, wat ganzen en een verloren oude, door zijn hoeven gezakte bok die mij vermoeid aankeek. Wat was hier aan de hand? Vroeger stonden er vele reeën en herten met prachtige geweien te pronken in het kortgevreten gras. Vele bokjes en een ezel stonden dan onder een afdak van het huisje, dat in het midden stond, te schuilen voor de zon of regen. De pauw in vol ornaat op het dak en duiven die er lustig op los koerden. Wat was hier gebeurd. Niets van dat alles was nog vindbaar.

Ik liep om het hertenkamp heen en bleef speuren naar een hert of ree. Plots zag ik een eenzaam manlijke hert onder het pas opgeknapte afdak staan.

Ik haalde wat brood en bood het het hert aan. Langzaam, maar zelfverzekerd liep het op me af.

Hij knabbelde wat brood op en nam een lekkere wortel als toetje in ontvangst. Ik murmelde eerst wat voor mij uit en vroeg mij hardop af wat er aan de hand was. Het hert spitste zijn oren en antwoordde mij dat alle herten en reeën in protest waren en zich niet lieten zien. “Maar waarom dan”, vroeg ik. “Wat valt er te protesteren in een hertenkamp, immers het ontbreekt jullie toch aan niets?”

Het gaat om mij”, zei het hert wat zachtjes tussen twee happen door. “Om jou?” “Ja om mij. Kijk beste mens, ik ben Koos een excentrieke hert. Ik hou van anders zijn, weet je. Niet zoals die andere manlijke herten. Ze zijn zo traditioneel, Elke dag zien ze er hetzelfde uit, hetzelfde kapsel, een groot gewei als muts en sekssymbool voor de meiden, burlen altijd hetzelfde lage deuntje. Is toch allemaal ouwe koek weet je. Ik heb in de afgelopen jaren goed geluisterd naar al die mensen die op twee benen bij ons komen kijken en ons het eten geven. Op een gegeven moment zei zo’n kindmens dat ze een vliegend hert zag. Ik keek verschrikt in de lucht, maar ik was zeker te laat want ik zag nergens een hert vliegen. Ik ben gelijk naar de groep gelopen en heb hun verteld dat herten blijkbaar ook kunnen vliegen. Een kindmens vertelde dat. Iedereen begon me uit te lachen en zeiden dat ik gek was geworden. We zijn toch geen eenden en zo, zeiden ze. Sindsdien willen ze niets meer met me te maken hebben en zijn in protest. Ze willen dat ik ga verhuizen.”

Ik heb me ten doel gesteld”, zei het hert.“Dat ik ook wil vliegen, net als dat vliegend hert. Kan jij me misschien helpen om in contact te komen met dat vliegend hert dat kennelijk over ons hertenkamp is gevlogen?”

Het hert keek me zo vol verwachting aan dat ik het niet over mijn hart kon krijgen om hem te vertellen dat een vliegend hert inderdaad bestaat, maar in werkelijkheid een groot insect is. Er ging me een lichtje op en zei; “Dat ik zeer binnenkort weer langs zou komen.”

Ik nam afscheid van het bijzondere hert, stapte in de auto en reed naar huis.

Enkele dagen later was het weer tijd om naar het hertenkamp te gaan. ik nam een paar kerstkaarten mee, waarop ik aan de achterkant het een en ander had geschreven. Het bijzondere hert zag me aan komen lopen en liep me vrolijk tegemoet. “En?” Vroeg hij. “Heb je contact gehad met het vliegend hert?”

Ja” zei ik en liet hem foto’s zien van Rudolf de roodneus rendier. “Kijk maar dit is het vliegend hert en hij heeft het een en ander op de kaart geschreven.” Omdat het hert niet kon lezen, las ik hem het volgende bericht voor. “Beste Koos, vliegen is niet makkelijk en je moet eerst een heel leven in goedheid leven wil je toegelaten worden tot de AVVH (Academie Voor Vliegende Herten). Dat wil zeggen wees goed voor alle dieren in het hertenkamp. Als je dat gedaan hebt Koos, zorg ik Rudolf ervoor dat je toegelaten wordt. En op het moment dat je je laatste adem uitblaast neem ik je mee.”

Koos luisterde aandachtig en een glimlach verblijde zijn kop. Hij stond parmantig recht, schouders recht en staart straight. Een twinkeling in zijn bruine ogen bevestigde zijn tevredenheid. Hij draaide zich plots om en rende opgetogen naar de kudde reeën en herten, die om het hoekje van de overkapping, nieuwsgierig naar hem hadden gekeken. Hij had hen kennelijk verteld dat ik terug zou komen. Het duurde zo’n 5 minuutjes, waarbij de kudde aandachtig luisterde naar de heftig heen en weer lopende Koos het hert. Plots kwam iedereen gezamenlijk aanlopen met Koos als aanvoerder voorop. Ze dromden allen voor het hek en Koos vertelde me dat ze allemaal de kaart wilden zien. Ik nam het uit mijn binnenzak en liet alle reeën en herten de kaart zien. Ze “spraken” door elkaar van opwinding. De jong hertjes begonnen in het rond te springen en de vrouwtjes keken bewonderen naar Rudolf en Koos. Koos was weer de held, hij werd gelooft en behoorde weer volledig tot de kudde. Hij bedankte me en beloofde dat ie alles zou doen om Rudolf te ontmoeten. Alle herten en reeën zwermden tevreden uit over het hertenkamp. Het was weer zoals van ouds. Tevreden stapte ik in mijn auto en reed naar huis.

Kortgeleden kreeg ik contact met de verzorgster van het hertenkamp en vertelde haar het verhaal van Koos. Ze was ontroerd en zei dat Koos niet lang meer te leven had. Ik ben de volgende dag naar hem toegegaan met weer een kerstkaart van Rudolf. Koos zag er na al die jaren vermoeid uit.

Hoi mens” zei hij. “Nog even en ik ontmoet Rudolf.” Ik liet hem de kaart zien en las hem voor. “Beste Koos, je hebt zo je best gedaan en de kudde beschermd.

Je liet de herten hert, de reeën ree, de ganzen gans en de eenden eend zijn.

Straks kom ik je ophalen en vliegen we naar het noorden. Groeten Rudolf.”

Koos tilde zijn kop uit het stro gaf een laatste triomfantelijke burl en blies tevreden zijn laatste adem uit. Het was doodstil op het park. De herten en reeën stonden in een grote groep verdrietig rondom Koos. Plots nam de wind in kracht toe en verblinde iedereen. Een soort “Hohoho” was licht door de harde wind hoorbaar. De wind ging net zo snel weer liggen als het was opgekomen. Waar Koos gelegen had was een rode glimmende gloed achtergebleven. Koos was aan zijn reis begonnen. “Tabee Koos, vlieg veilig”, schreeuwde ik hem triomfantelijk na. We keken met z’n allen een lange tijd in de lucht. Ik stapte in mijn auto en reed tevreden naar huis. Op het terras nam ik een Amstel Biertje en proostte op Koos, het vliegend hert.

* (Esperanto) Forgesi La Serva = Vergeet de Herten.

Camping Panic

camping gedoe

Heerlijk buiten onderuit op mijn stoel, 21 ºC en een colaatje-vieux in mijn hand en oogjes half dicht. Een enorme caravan vol bepakt met fietsen, mamma, pappa en 4 kinderen reden mijn gezichtsveld binnen. Het kenteken was wit met rode cijfers. Geen uitleg nodig denk ik. Pa en Ma, met heftig bewegende armen, opgezwollen rode hoofden en schichtige stressvolle ogen, begaven zich naar de toegewezen plek. Kinderen met betraande ogen, vele pleisters en een claustrofobische uitdrukking drukten nieuwsgierig hun gezichtjes tegen de vet besmeurde chips-ramen. Op de aangewezen plek barstte de deuren open en de 4 kinderen ontploften op hetzelfde moment. Twee hielden dansend hun gulpjes vast en zochten in paniek een loosplek. Helaas was deze verder dan hun limiet en 10 meter voor de loosplaats kleurden de broekjes donkerder. In paniek naar mamma die reeds de twee andere kinderen vechtend uit elkaar hield. Paps rolde de caravan gedwee en gehoorzaam op zijn plek, echter niet voordat eerst het linker wiel met een luide knal in een kuiltje belandde.

Niet getreurd. Er is op een camping immers altijd hulp in de buurt. De buren, vier uit de kluiten gewassen dames, zetten hun flesjes bier neer, gingen half op de hurken zitten en schreeuwden de Haga over het veld, om vervolgens met een eenstemmig maar uitgebalanceerde rugby yel de caravan in een keer uit de kuil te trekken. Het zweet golfde uit hun poriën en kleurde de bilnaden in hun wijde korte broeken donker. De welgevormde borsten maat E+ zwengelden en kletsten tegen elkaar en jojoden er vrolijk op los. Na hun krachttoer, ploften ze soppend terug in hun stoelen en zetten de flesjes weer aan de gezichtsopeningen en zogen deze vacuüm. De pappa en mamma verbaast maar dankbaar achterlatend.

De caravan werd geopend en een gedeelte van een met veel geweld ingepropte tent klapte naar buiten. De voortent moest worden opgezet. Tent naar buiten en een enorme hoeveelheid stokken volgden pardoes op het pas gemaaide gras, net de beentjes van een van de kinderen missend  De vier dames keken dreigend en verstoord van de herrie naar het tafereel en namen nog een flesje bier uit het krat naast hun. Pa deed verschrikt en schichtig een stap terug en stak trillend een sigaretje op. Na te zijn bijgekomen van de schrik begon hij de tentstokken te sorteren, het bleek al gauw een onoplosbare puzzel te zijn, geen enkele stok was gemerkt en alles leek op elkaar.

Een uurtje zoeken ging voorbij. Het werd een van de potige dames teveel en liep met dampende tred behulpzaam doch dreigend op de man af. Dat was teveel voor zijn zenuwcentrum. Hij deed een stap naar achteren, struikelde over de stapel stangen en belandde op 1 van zijn natgeplaste kinderen. In zijn val wees hij heftig gebarend de aangeboden hulp af. Het kind begon blauw aan te lopen. Mama zat, met een opgewonden roodgekleurd hoofd, naar haar man te kijken de kinderen jankend om haar heen. Stress alom dus.

Na ruim vijf kwartier had de man met behulp van zijn zenuwinzinking-nabije-vrouw het buizenframe in elkaar gezet. Tenminste zo leek het. Het was even tijd voor een Jupiler biertje. Dat gaf ze de nodige rust. Net voordat het zo verdiende biertje genuttigd kon worden, stond de vrouw stampend op en wees de man op het stapeltje ongebruikte stangen. Dat kon toch niet kloppen zulle? De tent liep bovendien in een vreemde punt naar voren. De stemming werd er niet beter op en de vier potigen werden steeds dreigender en ongeduldiger. De man begon zichtbaar van de stress en angst te bibberen en het zweet spoot uit zijn poriën. De jengelende kinderen, de heftig gebarende mamma en de dreigende dames werden hem definitief teveel. Hij zocht zijn toevlucht in de auto deed de radio aan en begon met zijn vuisten gefrustreerd zijn stuur te testen op flexibiliteit. Daar kon de airbag niet tegen, plotseling was de bestuurdersruimte wit gevuld. Mamma begon ontsteld te schreeuwen en de kinderen lagen krom van het lachen in het gras. De natte plasbroekjes waren vergeten. De vier Haga buurtjes stonden meelijwekkend op en bouwden de voortent in 25 minuten foutloos op de plek. Nadat het stof was neergedaald kon de familie met een zucht vermoeid in de stoelen neerploffen.

De man glimlachte dankbaar naar de potige dames en kreeg een hengst van zijn vrouw. Hij zakte door zijn stoel op zijn stuitje. Kronkelend zocht hij achter in zijn naar zweet riekende tent een veilig heenkomen. De kinderen zaten gedwee aan de tafel te gamen en mamma begon met heftig uithalen de aardappelen in lange ranke stukken te snijden. De rust was weergekeerd.

Ongemerkt had ik mijn colaatje-vieux opgedronken, zonde toch, ik had er zo van willen genieten. Maar het toneelstukje vergoelijkte alles. Het was heerlijk hoe deze zuiderburen het imago van hun land weer oppoetste. Later die avond liep ik even langs hun caravan en hoorde ik de man vragen; Allee vrouwske, wilt gij zo vriendelijk zijn om mij toestemming te verlenen om gewillig gebruik te mogen maken van uwe onderkantje?” Gniffelend liep ik door en vroeg me af of hij op een emmer stond, die na de daad als voorbehoedsmiddel zijn dienst zal bewijzen, doordat de vrouw in kwestie deze op zijn hoogtepunt onder hem vandaan zal schoppen.

Wat is het leven toch verrassend.

Groetjes John