
Het jongetje holde vrolijk rond op het grasveld dat zich uitspreidde achter zijn ouderlijke huis. Hij vond het leuk om achter de vlinders aan te hollen, die in groten getale aanwezig waren in de vlinderstruiken die de tuin omzoomden. Bartje is zo’n jongetje waar iedereen verliefd op wordt. Een open gezichtje waarin een paar grote vragende helder blauwe ogen onbevangen de wereld inkijken. Op zijn bolletje kleine blonde krulletjes. “Mamma, kom je me helpen, dat is zo leuk gilde hij.” Mamma was echter druk bezig met het ophangen van de was. Terwijl hij huppelend zijn passie volgde, viel er even verderop een wit zwart schepsel uit de boom. Verschrikt bleef Bartje staan. Wat was dat nou? Zijn hartje klopt snel van opwinding, de spanning nam toe. Langzaam liep hij naar de plek toe. Wat zou er gebeuren, was het iets engs? De plek bij de boom kwam in het zicht en daar zag Bartje een kleine wit-zwart jong vogel liggen.
Hij liep hard naar mamma er riep; “Mama kom is, kom is kijken mamma?” Ze keek vrolijk om naar haar rennende oogappel. Toen hij bij haar kwam trok hij aan haar spijkerbroek en zei; “Kom mama er ligt een klein vogeltje. Is zo uit de boom gevallen.” Mama kon zijn blik niet weigeren en liep met Bartje naar de plek bij de boom. En ja hoor daar lag een jonge ekster. “Mam wat zielig hè? Moeten vogeltje redden mam!” En mama pakte voorzichtig het kleine schepsel op. Het was klein, maar toch al redelijk in het verenkleed. Wellicht had het geprobeerd om het vliegen te oefenen en was het uit het nest gevallen. Ze namen het kleintje mee. Mama maakte een mooi nestje in een doos met wat verdorde bladeren, takjes en kledingmot uit de filter van de droger. “Zo goed?” Vroeg mam. “Jaaaa leuk ik heb een vogel!!!!” gilde Bartje het uit. “En hij heet Luuk, goed Mam?” “Ja maar hij moet eten” zei Mama. “Dus ga maar wurmpjes voor Luuk zoeken.” Bartje wist waar die te vinden waren, immers hij tilde altijd elke steen op die hij zag en daar waren de wurmpjes te vinden.
Luuk groeide gestaag en Bartje en Luuk waren onafscheidelijk. De ekster Luuk werd een mooie glanzende vogel en bleef altijd in de buurt rondom het huis. Als Bartje buiten was, fladderde Luuk met hem op en soms bleef hij op zijn schouder zitten en kreeg hij wurmpje gevoerd. Bartje groeide op tot een leuk jochie en praatte honderd uit over zijn vriend Luuk aan een ieder die het geduld had om te luisteren.
Maar op een dag ging het niet goed met Bartje. Hij bleef ziek thuis. Luuk zat stil op een tak en keek om zich heen waar zijn maatje bleef. Ik weet niet of een ekster “vreemd” kan ervaren, maar laten we aannemen dat hij dat vond, goed? Een grote witte auto met blauwe lampen arriveerde bij het huis van Bartje en Luuk zag dat Bartje in dat rare ding werd geschoven. De auto reed met veel lawaai en geluid van het terrein af. Ondanks dat Luuk er hevig van schrok vloog hij op en probeerde dat lawaaiding te volgen. De ziekenwagen verdween snel uit het zicht het ging te snel voor Luuk. Hij landde op de eerste de beste tak en keek naar de plek waar hij het lawaaiding zag verdwijnen. Dagen achtereen kwam Luuk terug naar de boom om op de tak te zitten, kijkend naar die plek. Daar waar zijn maatje verdwenen was.
Bartje bleek heel erg ziek te zijn en moest een lange tijd in het ziekenhuis verblijven. Hij was al zijn mooie krulletjes kwijt en keek treurig en grauw de ziekenkamer in. Zijn ouders zagen er vermoeid en angstig uit. “Mam, heb je Luuk nog gezien?” Vroeg Bartje. “Nee” zijn mams. “Ik heb ‘m al vier weken niet gezien. Net zolang als jij al in het ziekenhuis ligt lieverd.” “Ik mis hem zo mam. Ik zou zo graag weer even met een willen spelen en kletsen. Ja Mam, dat deden we altijd als ik onder de boom zat en Luuk op een tak boven mij. Er zal toch niets met hem gebeurd zijn hé Mam?” “Ik weet het niet lieverd.” Tranen welden op en ze slikte de brok in haar keel weg. “Ik weet het niet schat. Ik zal naar hem uitkijken oké?” “Ja mam dat is fijn mam.” Bartje draaide zich een beetje om en keek beteuterd naar het raam, misschien kwam Luuk wel.
De dagen gingen voorbij en langzamerhand knapte Bartje op. Luuk verdween geen moment uit zijn gedachte. En ja hoor er kwam eindelijk goed nieuws, de therapie sloeg aan bij Bartje en hij mocht naar huis. Al moest hij wel regelmatig teruggekomen voor controle had de dokter gezegd. Bartje was super blij. Hij mocht weer naar huis. Terug naar zijn grote vriend. Terug naar Luuk en de boom. Jippieee.
Luuk had dagenlang op de tak gewacht, maar zag Bartje niet meer terugkomen. Luuk ging terug naar de plek waar hij was opgegroeid en zocht de boom en tuin op waar hij zich veilig voelde. De tuin van zijn vriend met de krulletjes. Vele manen en zonnen gingen voorbij en ook in de tuin begon het vreemd te worden zonder zijn vriend. Langzaam aan werd de kring steeds wijder en zijn vlucht steeds verder weg. Soms kwam hij dagenlang niet in de boom waar zijn nest was. Het beeld en de binding met het jongetje met de krullen vervaagde langzaam. Luuk ging zijn eigen weg en bouwde een territorium op binnen een straal van zo’n driehonderd meter rondom zijn boom. Echter de boom bleef altijd zijn thuisbasis. Luuk ging opzoek naar een ander maatje. De roep van de natuur riep.
Eindelijk naar huis dacht Bartje. Zwak, kaal en met een wit gezichtje waarin zijn grote ogen hulpeloos dreven werd hij in de auto van zijn ouders gezet. Eindelijk naar Luuk mijn vriend dacht hij. Niets was belangrijker dan dat. De gehele rit bleef hij naar buiten kijken om een glimp van Luuk op te kunnen vangen. Maar helaas Luuk was nergens te vinden. En ja hoor eindelijk in de verte zag hij zijn huis en de boom. Heerlijk thuis en Luuk dacht Bartje. “Mama, pappa mag ik naar de boom kijken waar Luuk is?” vroeg Bartje. “Nee lieverd, nog niet” zei zijn moeder. “Je moet eerst rusten. Het was een lange rit naar huis en je moet eerst wat aansterken.” “Ah mam toe nou, ik mis hem zo.” “ Nee schat eerst slapen en aansterken zodat je naar buiten kan zonder dat je weer ziek wordt.” Het duurde nog minstens 2 weken voordat Bartje zover was aangesterkt dat hij naar buiten mocht. Al die tijd keek Bartje naar buiten en zag soms Luuk de boom invliegen en daar werd hij warm van vanbinnen.
Het was bijna Lente en de zon begon sterker te worden. De warmte omarmde langzaamaan de natuur en de flora en fauna begon te verjongen in pracht. Bartje mocht naar buiten, hij trappelde van ongeduld, hij had Luuk alweer een paar dagen niet gezien en hij had dus heel wat te vertellen. Bartje moest nog wel een jas aan en mutsje op om het fragiele lijfje en zijn kale hoofdje te beschermen. Eindelijk ging de deur open en Bartje liep naar buiten. Hij probeerde te rennen maar dat hield hij maar kort vol. Vermoeid en buiten adem riep hij om Luuk. “Luuk! Luuk! Waar zit je? Luuk ik ben weer thuis!” Maar Luuk kon het niet horen Luuk was weg, niet op zijn nest. Bartje liep het hele erf af en keek overal waar ze met elkaar naar toe gingen en riep hem vele malen. Luuk was nergens te vinden. Teleurgesteld en met traantjes in de ogen liep hij terug naar het huis. Verdrietig viel hij in mama’s armen. “Luuk is er niet meer” snikte hij. “Mijn vriendje is weg mama.” Bartje zag er uitgeput uit. Ze gaf hem wat lekkers en stopte hem in bed om uit te rusten.
Luuk was druk, druk, druk ,druk. Enkele zonnen geleden was er een mooi ekstermeisje in zijn territorium gevlogen. En dat was spannend, hij deed zijn best om bij haar in een goed blaadje te komen en dat was gelukt. Hij had heel veel glinstertjes gevonden en zijn nest in de boom ermee versiert. Dat was bij haar in de smaak gevallen. Samen waren ze nu op pad om meer glinstertjes te vinden, immers zij wilde ook haar bijdrage aan het nest leveren. Ze waren ver van de boom weg, toen Luuk heel zachtjes wat hoorde. Was het Luuk, Luuk wat hij hoorde? Nee, dat zal wel niet en samen vlogen ze al kwetterend verder. Pas tegen het vallen van de zon kwamen ze terug op het nest in de boom om de volgende morgen na de maan weer weg te vliegen te zon tegemoet. Luuk en zijn vrouwtje Reza konden het goed vinden met elkaar. Na een paar zonnen bleef Reza op haar nest en legde 4 kleine eitjes. Reza en Luuk wisselden samen van het nest om de eitjes warm te houden.
Bartje was erg teleurgesteld en verdrietig dat hij zijn Luuk niet meer zag. Er was een leegte in hem gekomen en langzamerhand ging het weer bergafwaarts met Bartje. Mama en Papa gingen regelmatig in de tuin kijken of ze Luuk zagen, Ja ze zagen in de verte wel twee eksters maar die waren druk aan het vliegen. In de boom echter waren alleen wat musjes en koolmeesjes te vinden. Nee, Luuk was nergens te vinden. Papa en mama werden bang dat Bartje weer een terugval zou krijgen, temeer omdat Bartje weer pijn begon te krijgen. Ze belden de dokter en deze besliste dat het goed was om Bartje weer op te nemen in het ziekenhuis. Gewoon voor de zekerheid. Bartje ging de scan weer in. En bleef ter observatie een paar dagen in het ziekenhuis. Spannende tijden voor Pappa en mamma braken aan. Het duurde gelukkig niet lang voordat ze hoorden van de dokter wat er aan de hand was. “Mevrouw en meneer, Bartje is gelukkig gezond er is geen ziekte meer gevonden, het is niet teruggekomen.” Een zucht van verlichting ontsnapte aan hen. “Maar dokter wat is er dan met hem. Waar komt de pijn vandaan dan?” “Nou” zei de dokter. “Ik heb een tijdje met Bartje gekletst en hij vertelde mij van Luuk zijn vriend. Hij vertelde honderd uit wat hij allemaal met Luuk had meegemaakt. Maar dat Luuk nu weg is en hij Luuk erg mist. Ik denk zei de dokter dat hij een gebroken hartje heeft en dat daar de pijn vandaan komt.” Papa en mama keken elkaar aan en lachten opgelucht. De dokter glimlachte mee. Hij gaf hen een hand en zei dat Bartje weer mee naar huis kon.
Nee niet in een ziekenauto, maar gewoon in hun eigen auto reden ze naar huis. Bartje had een speeltje gekregen om zijn aandacht op iets anders te brengen. In eerste instantie lukte dat prima, echter hoe dichter ze bij huis kwamen, des temeer Bartje weer naar buiten ging kijken. Ze naderden het huis en de boom. Zijn gezichtje opende zich, zijn blauwe oogjes schitterde van opwinding en een schreeuw van blijdschap vulde de auto. “Luuk, Luuk, kijk papa en mama daar is Luuk.” Maar dichterbij gekomen zag Bartje dat het Luuk niet was. Ja het was wel een ekster maar niet Luuk. Luuk had een langere staart. Teleurgesteld zakte hij terug en sloot verdrietig zijn oogjes. Hierdoor zag hij niet dat de ekster in de boom vloog en even later een andere ekster Luuk wegvloog uit de boom. Thuisgekomen gaf ze de teleurgestelde Bartje een koekje en wat limonade. Het jochie staarde voor zich uit. “Mag ik even naar buiten Papa?” Natuurlijk jongen ga maar even buiten spelen. Maar niet te lang hè. Je bent nog niet sterk genoeg.
Bartje stapte naar buiten en liep naar het einde van het erf, ging op een uit een grote boom uitgehakt bankje zitten en keek de verte in. Hij zag een drietal kraaien wild en dreigend rondom een andere vogel vliegen. Ze vielen de vogel aan. Ik zal eens aan pappa vragen waarom ze dat doen, dacht hij. De vogel ontsnapte aan de drie en vloog met een grote boog richting Bartje. De vogel intrigeerde hem, het kwam hem bekend voor. Hoe meer de vogel dichterbij kwam des te meer kreeg het sombere gezichtje een blije uitstraling. Het is Luuk dacht Bartje. Ja het is Luuk. Bartje sprong van de bank en holde al gillend naar huis. “Papa, mama Luuk is terug. Jaaaaa Luuk is terug.” Papa en Mama renden naar Bartje die vrolijk wees waar Luuk vloog. Ja hoor, het was Luuk en hij had eten in zijn bek en vloog zo de boom in. Vrolijk danste Bartje in de rondte en riep Luuk bij zijn naam. Plots vloog een ekster weer de boom uit. Hé? Dacht Bartje, maar dat is niet Luuk. Bartje begreep er niets van. Hij wist toch zeker dat het Luuk was die de boom invloog. Bart ging een beetje verward weer naar binnen, echter de opwinding bleef. Strakjes werd het donker, dus maar tot morgen wachten. Eerst even slapen. Bartje wilde dat het snel de volgende morgen werd, dus na het eten vroeg hij of hij al naar bed mocht. Papa en mama waren maar wat blij dat Bartje alweer wat vrolijker was en vroeg naar bed wilde. Ze stopten hem samen in en doken achter de tv om naar “Wie is de slimste” te kijken.
Eerder op de dag werd Luuk er op uitgestuurd om voedsel te zoeken. Reza had honger en er waren nog meer bekjes te vullen. Vier wijd opengesperde krijsende snaveltjes vulden het nest. Luuk ging weer op pad. Hij wist waar goed voedsel te vinden was, alhoewel dat in gevaarlijk gebied was. Het werd bewaakt door drie agressieve zwarte buren. Maar Luuk was slim en wist ze altijd te snel af te zijn. Wij eksters zijn immers slimmer. Onder de boom waar de buren bivakkeerden stonden enorme struiken met lange paarse bloemtrossen en daar nestelden groene kruipende schepsels. Smakelijke goed gevulde rupsen. Laagvliegend om niet op te vallen vloog hij naar de struiken en hij zag dat de buren dommelend op een tak zaten te luieren. Hij vulde snel zijn snavel. Maar net toen hij wilde wegvliegen werd hij toch opgemerkt. Kwaad vlogen de drie naar beneden en probeerden ze Luuk de pas af te vliegen. Maar Luuk was behendiger en ontweek een paar aanvallen en vloog met een boog snel naar Reza. Hij was bijna bij de boom, toen hij beneden een mensje zag dansen en het gilde Luuk, Luuk. Even was hij afgeleid, immers het klonk bekend, maar hij kon het niet direct thuisbrengen. Hij vloog de boom in en vulden de snaveltjes en gaf Reza een stukje. Vervolgens vloog Reza op en was het haar beurt om voedsel te vinden. Luuk ging op het nest zitten om de
kleintjes warm te houden. Op de achtergrond hoorde hij het mensje nog Luuk roepen. Langzamerhand kwam het bij hem terug. Het was het jongetje met de ronde veertje op zijn hoofd. Maar die waren er nu niet. Het was een jongetje met een heel korte vachtje. Maar het stemmetje was wel hetzelfde. Hij was ook te hoog in zijn vlucht om het goed te zien. Hij kon niet van zijn nest af om even te kijken. Nou de volgende keer dan maar. Na de maan.
De volgende morgen was Bartje alweer snel wakker. Hij liep naar de slaapkamer van zijn ouders en sprong op bed. “Mama mag ik op? Ik wil naar buiten. Mama!” Slaperig werden de ouders wakker en vonden het eigenlijk nog te vroeg. Maar goed Bartje was weer up and running dus ze besloten op te staan en na een goed ontbijt kleedde Bartje zich aan en vloog de trap af naar buiten. Hij keek in de rondte en riep; “Luuk, Luuk waar ben je.”
Luuk was net op de terugweg toen hij in de verte het kleine mensje weer zag springen en hij hoorde Luuk, Luuk. Inmiddels had hij uitgevogeld dat het Luuk bij hem hoorde en dat het kleine mensje hem had geholpen om groot te worden. Langzaamaan kwam tijdens de maantijd alles weer terug. Hij wist alles weer. Het moest zijn vriendje zijn waar hij altijd op de schouder zat en die veel geluiden maakten met zijn bek. Wat het was wist Luuk niet maar het gaf hem wel een heel vertrouwd gevoel. Luuk dook omlaag naar het mensje toe en vloog vlak over hem heen de boom in. Ja het was het kleine lieve mensje. Hij gaf de kleintje eten en vloog direct weer op Reza kwekkend achterlatend.
Bartje keek even om en had het daardoor niet direct in de gaten, maar achter hem kwam Luuk aanvliegen. Plotseling voelde Bartje een windvlaag over zijn bolletje gaan en vloog Luuk de boom in. “Ja, ja, ja” riep Bartje “Luuk je bent er weer!” Voor hij nog een kreet van blijdschap kon uitbrengen kwam Luuk de boom weer uit en vloog naar Bartje toe. Luuk stond aan zijn voeten. Bartje zakte door zijn knietjes, keek met een superblij gezichtje naar Luuk. Hij stak zijn hand uit en Luuk hipte op zijn hand. Bartje stond op en aaide Luuk over zijn kopje. Luuk krijste het uit. Strekte even zijn vleugels en keek Bartje schuin aan.
Bartje kon niet zien of Luuk blij was, immers dat kan je niet aflezen aan hun uitdrukking. Maar hij nam aan dat het zo was, immers ander zat hij niet op zijn hand. Achter het raam van het huis zagen de ouders het tafereel ze omarmden elkaar en keken vol geluk naar Bartje met zijn vriend Luuk.
Er gingen dagen voorbij en regelmatig waren Luuk en Bartje even samen. Luuk had het druk en inmiddels kwam ook Reza in de buurt van Bartje, maar nooit verder dan een meter of drie bij Bartje vandaan. Op een dinsdagmorgen kwam Bartje naar buiten en zag hij zes eksters op het erf. Luuk en Reza waren druk bezig om hen te voeren. De vier jongen fladderde met de vleugels om aan te geven dat ze honger hadden. Mama zei; “Kijk Bartje dat zijn de kindjes van Luuk. Zie je hoe mooi dat is?” “Weet je nog dat Luuk uit het nest was gevallen? Hij was toen nog kleiner.” “Ja” zei Bartje “Goed hè van ons.” “Ja” zei mama. “Als je goed doet het leven een stuk mooier wordt.” “Ja mama heel mooi.”
Bartje en Luuk bleven nog jaren vriendjes en Reza vond het allemaal maar raar, maar oké, Luuk was dan ook niet zo maar een Ekster hij was een beetje een Mensje-ekster.
Delen: johnroskam.wordpress.com
Vind-ik-leuk Aan het laden...