
Het was op een mooie zaterdagavond toen het gebeurde. Ik kan, nu ik erop terugkijk, weemoedig om glimlachen. Niet alleen om hetgeen gebeurde, maar ook omdat het zo onnozel was in een tijd dat geluk nog heel gewoon was. Na een avondje gezellig darten in de campingkantine rekende ik de drankjes af, hees mijn korte broek op en vertrok naar mijn onderkomen op de camping. Eenmaal buiten bleek het pijpenstelen te regenen. De camping was matig verlicht en de regen was dusdanig heftig dat ik besloot om de kortste weg te nemen die ik voor ogen had.
Helaas werd de maan, die wat meer licht had kunnen brengen door de donkere wolken afgedekt. Door de zware regen was het niet alleen erg nat maar ook donker. Bovendien eenmaal buiten merkte ik dat de drankjes een negatieve invloed had op mijn evenwichtsorgaan waardoor afstanden en de omgeving anders werd ervaren dan normaal. Op mijn weg kwam ik het speeltuintje tegen en achter dit speeltuintje lag mijn kortste route. Ik hoefde alleen maar een klein bosje door en dan had ik een behoorlijk stuk afgesneden.
Mijn toestand negerend trad ik de bosjes in, echter voordat ik het wist lag ik langgerekt tussen de natte bladeren.
Ik moest, zo bleek, eerst een kleine hindernis overwinnen in de vorm van twee gespannen ijzeren draden op een hoogte van circa 30 centimeter. En die had ik in mijn toestand niet gezien.
Paniek maakte van mij meester immers ik zag alles ineens zeer wazig. Ik ben een brildragend persoon en mijn bril was tegelijkertijd met mijn duikeling ook in de natte bladeren en tussen allerlei diverse flora verdwenen. Op de tast probeerde ik mijn zicht terug te vinden echter zonder resultaat. De kans dat ik op mijn bril zou gaan staan was zeer groot. Er bleef niets anders over dan brilloos naar mijn nederig stulpje te wachellen. Maar dat was lastiger dan gedacht als je een paar extra biertjes op hebt, geen zicht hebt en tot je enkels in de natte plassen loopt, geen afstand kan inschatten. En tot overmaat van ramp er iemand je gedag zegt die je wel hoort maar niet meer herkent, immers alles is een bleur voor je. Ik keek zelfverzekerd omhoog en zei gedag terug alsof er niets aan de hand was. De kans dat ik de goede kant uitkeek was nihil.
Nu moest ik nog een hindernis overwinnen en dat is de weg terug te vinden en deze volgen tot ik het slootje heb gepasseerd. Lukte dat niet dan had ik 100% kans om in de sloot terecht te komen en dagen nodig zou hebben om de slootgeur uit mijn poriën te krijgen. Het geluk was met me, wellicht omdat ik de route meermaals had afgelegd in dezelfde toestand.
Maar ik was te snel blij, een scheerlijntje sneed me de pas af. Dat had ik te laat door. Het gras was weer erg dichtbij gekomen, dat merkte ik door het natte gevoel en omdat ik het gras goed scherp zag.
Uiteindelijk lukte het me en bereikte ik mijn onderkomen. “Hoi schat” klonk het uit het slaapgedeelte. “Wat een regen hé, je zal wel nat zijn?’ Ik stak mijn natte hoofd even langs de rits en vertelde haar met een dikke tong en slingerend hoofd wat er was gebeurd. Ze schaterde van het lachen en jaren heb ik moeten horen om de korte weg te negeren. Ik droop af als een klein nat hondje. Ik pakte de maglite en met een reserve bril op mijn neus stapte ik over de scheerlijn en ging ik dezelfde weg weer terug. Nu met iets meer zicht dan op de heenweg. Midden in de nacht stond ik in de bosjes met een bundel licht te zoeken naar mijn zicht. Al snel hoorde ik weer een groepje lachend en lallend aankomen. Het waren de sjoelers. (Lees verhaaltje sjoelers). “He John ben je je eikel kwijt? Het is nog geen herfst dus je hoeft niet te zoeken hoor” Gevolgd door een daverende lachsalvo. Ook van hen hoorde ik nog jaren of ik het gevonden had. Mijn uitleg deed niet ter zake. Gelukkig na enige tijd in de bosjes te hebben doorgebracht waren de goden me goed gezind, ik vond mijn brilletje terug.
Inmiddels is er veel veranderd. De camping is een chaletpark geworden en alles wat was is er niet meer. Echter het toeval wil dat de bosjes achter de speeltuin nog steeds aanwezig zijn, zelfs de twee ijzeren draden zijn er nog. Hoe toevallig is dat toch dat mijn chaletje er 5 meter vanaf staat. Elke keer als ik uit mijn slaapkamer kijk zie ik de twee ijzerdraden waar ik dit avontuurtje door beleefd had. Niet alleen de sjoelers en mijn vrouw herinnerden me lang aan die natte gebleurde nacht. Ook de tijd laat mij tot op vandaag weten niet meer de korte weg te nemen.
