Om de medische mallemolen die ik het afgelopen jaar heb ervaren te relativeren, ben ik in de omgeving even een wandeling gaan maken. Ik vond dat ik het allemaal een plaats moest geven en achterlaten waarom een lichaamsonderdeel mij zo heeft laten schrikken. Natuurlijk kan het er niks aan doen als er invaders komen om zijn celstruktuur dusdanig aan te vallen dat het zijn functie verliest. En het zelfs niet kon verhinderen dat de invaders zich verspreiden over een deel van mijn lichaam. Dus wat relevatie en heroverweging hoe de toekomst er uit gaat zien was wel even op zijn plaats nietwaar.
Maar goed dat allemaal even terzijde gelegd, liep ik in een laantje dat omzoomd werd met geurige vlinderstruiken en wilde rozen. Als je zo loopt na te denken kijk je om je heen en vallen dingen op die normaal gesproken je aandacht zullen ontglippen. Mijn oog viel op een klein schepsel dat in de grasrand aan het worstelen was om haarzelf airborn te krijgen, hetgeen blijkbaar niet lukte. De liftoff vond niet plaats.
Ik hurkte met mijn vermoeide lichaam naar de bij. En vroeg mij af waarom deze bij niet zo bij was, immers de bij was vlakbij, ze bevond zich vlakbij een aantal bijenkorven waar het naar mijn mening toch wat veiliger is dan hier worstelend in het gras. Aangezien ik met dieren toch een speciale band heb en ik het vermogen heb om met enkele dieren te kunnen communiceren vroeg ik haar wat er aan de hand was. Ze liet haar beiden achterpoten zien met aan beide pootjes een behoorlijke lading geel stuifmeel. “Ah” zei ik “ Je ben wat zwaar beladen en heb je wellicht ook wat teveel nectar verorberd?” vroeg ik haar. “Ja, ik kan je wel helpen hoor maar zal je me niet steken?” Zoem zoem vleugelde ze, waarop ik er op uit maakte dat ze dat oké vond.
Heel voorzichtig bracht ik mijn wijsvinger naar haar toe. Ze kroop langzaam maar zonder angst op mijn vinger en bracht haar omhoog. Ik liep naar de eerste de beste korf om haar daar neer te vleien, echter ik stuitte op nogal wat weerstand van het daar aanwezige bijenvolk. Toen ik mijn hand naar de korf bracht, werd mijn hand binnen de kortste keren bekleed met een tientallen bijen die hevig trillend met de lijfje en zoemend met de vleugeltjes duidelijk maakte dat ze niet gediend waren van mijn benadering. De warmte die ze in zo’n korte tijd bewerkstelligde was enorm. Ik was bezorgd voor de toestand van de bij die op mijn vinger, die hopelijk nog aanwezig was. Het verbaasde me dat geen enkel bij mij stak. Wellicht doen ze dat alleen bij heel groot gevaar als de koningin bedreigd wordt.
En daar stond ik dan, wat heb ik verkeerd gedaan. Ik weet dat bijen door het opwekken van oververhitting indringers proberen te doden Dus ik was best wel ongerust over de toestand van de bij op mijn warm geworden hand. Toen ik echter verder keek dan mijn mijn neus lang was zag ik nog een tweede hive. Ik dacht o jeej, zou ik bij het verkeerde volkje de bij hebben aangeboden. Ik trok mij terug en de bijen vertrokken weer naar hun eigen hive. De bij zat nog op mijn vinger, alhoewel gezegd mag worden dat haar toestand er niet beter op was geworden. Haar lijfje ging heftig op en neer. Wellicht van de stress en de oververhitting die zoveel bijen teweeg kunnen brengen. Maar gelukkig was de bij nog bij. En hield ze zich goed vast aan mijn vinger.
Ik keek haar aan, en alsof ze wist wat ik wilde vragen vloog ze zonder om te kijken met alle kracht die ze nog had recht naar de andere korf toe. En dat geeft ook niet, dat ze niet even omkeek. Immers dat kunnen ze niet. Dus nam ik maar aan dat het wel haar bedoeling was geweest om dankbaar even om te kijken, immers als ik haar niet een lift had gegeven ze nu nog in het laantje was, aan het worstelen om op te stijgen met een teveel aan stuifmeel aan haar pootjes. Ik neem aan dat het stuifmeel ook een houdbaarheidsdatum heeft om binnen de korf verwerkt te worden.
Opgewekt van dit avontuur vervolgde ik mijn weg.
Even verder op zag ik een eenzame rode mier driftig in een kringetje rondlopen. Even ging mijn gedacht uit naar de bij en haar soortgenoten die mijn hand bekleden. Ik liet het schepsel gaan immers een handvol rode mieren leek mij noagal een uitdaging die ik liever niet ter hand nam. En bovendien ik spreek geen rode miers daar heb ik de feromonen niet voor.
