
Tja, soms zijn er van die dagen. Je kan je vinger er niet op leggen, maar er gebeurt gewoon niets. Al een aantal dagen word ik geconfronteerd met dat niets. Ik weet eigenlijk niet wat me overkomt. Normaal gesproken gebeurt er altijd wel wat. Ik liep laatst in de Haarlemse Cronjé met het vaste plan om iets leuk te kopen. Je zou zeggen aanbod genoeg, maar waar ik ook naar binnen ging ik kon het gewoon niet vinden, verkopers werden er gek van, ze haalden van alles tevoorschijn maar er was niets waar ik van uit mijn bol ging. Gefrustreerd stapte ik in mijn pas schoongemaakte autootje, waarin ik probeerde troost te vinden in iets te snaaien. Het handschoenenkastje bood alleen een zonnebril en een handboek voor een Renault Clio, dus weer niets.
Ik opperde het idee om mijn teleurstelling teniet te doen en iets te gaan eten op het Bloemendaalse strand. Heerlijk achter het glas een lekker bordje carpaccio en een biertje. Vol verwachting ging ik op weg. Het was heerlijk rustig op de weg en ik genoot van de gedachte aan het biertje en de carpaccio. Ik parkeerde mijn auto en in gestrekte galop spoedde ik me naar het strand. Mijn teleurstelling was groot, naar beneden kijkend trof ik een gesloten etablissement aan. De ingang was afgezet met rood en wit geblokt gevarentape, weer niets dus. Navraag leerde me, dat iemand een schoen had weggeschopt waarin nog een voet bleek te zitten. Ik schrok in eerste instantie, immers dat was mij in een eerder verhaal -Historie- ook overkomen.
Een zucht van ongemak ontsnapte aan me en ik keek sjachie voor me uit naar de horizon. Normaal zie je daar wel een schip, een meeuw of vlieger, helaas ook niet dus weer niets. Ik begon me licht ongemakkelijk te voelen, immers daar sta je dan met niets, een lege maag en kijkend naar niets. Plots werd er aan mijn shirt getrokken, verrast dacht ik “ha leuk iemand vraagt mijn aandacht” en dat is niet niks, dus toch iets. Ik draaide me om naar de aandacht vragende persoon.
Een klein kromgetrokken oud vrouwtje in een elektrisch aangedreven rolstoel keek mij hoopvol aan. Haar rechterhand zat als geklonken aan de joystick en haar linker begroef zich nog in de zoom van mijn shirt. Ze vertelde me dat ze vanuit het Zandvoortse Huis in de Duinen helemaal naar hier was gereden en graag even wilde pootjebaden in de zee aan het Bloemendaalse strand. Of ik haar even naar beneden wilde duwen. Wouw dacht ik zo, helemaal vanuit Zandvoort? Daar is toch ook strand. Maar goed ze zal daar wel een goede reden voor hebben gehad. Ik had zo iets van, dit wordt weer niets. Ik haalde mijn goede gevoel naar boven als behulpzame burger en heb haar met rolstoel en al aan de rand van het zand gebracht. Ik gaf haar een hand en wenste haar een fijne dag en liep terug naar boven.
Halverwege keek ik nog even om en zag haar hevig met haar handen naar me zwaaien. Ik was zo vrij om dat te vertalen als vrolijk gezwaai. Ik zwaaide dus even vrolijk terug. Leuke, aardige dame dacht ik nog. Bovenaan gekomen zwaaide ze nog steeds. Ik stapte in de auto met als doel om iets eetbaars te gaan zoeken. Echter wat later in de auto drong het tot me door dat ik haar wellicht naar de zee had moeten brengen, immers het zand werkt nu niet bepaald mee om de wieltjes rond te draaien. Immers ze wilde nog wel zo graag pootjebaden.
Ik voelde een lichte dissonantie mijn brein indringen dat mij naar een drang voerde om om te keren en het arme schepsel alsnog verder te helpen. Echter de parallel gaande gedachte om ook haar zwaar geveterde laarsjes te moeten uittrekken. Alsmede de wellicht vrijgekomen pedigeuren te moeten ondergaan en de kans bij vloed op elektrocutie en de bijbehorende stuiptrekkingen, bracht mij toch weer terug uit de dissonantie. Ik drukte de richtingaanwijzer weer in de neutrale stand en vervolgde mijn weg.
Er zal vast wel een goede Samaritaan zijn langsgekomen die haar naar de rand van de branding heeft gebracht. Nu maar hopen dat er ook weer iemand zo vriendelijk zal zijn om haar weer terug naar boven te brengen. Zout is immers zo slecht voor de duurzaamheid van de rolstoel en zwemmen met zo’n ding aan al helemaal lastig
Eenmaal thuisgekomen schonk ik een colaatje-vieux in, sneed een worst aan en plofte met een lege maag op de bank. Amber de poes pakte gelijk haar kans en vleide haar lijfje tegen mijn schenen en miauwde hoopvol om wat lekkers, ik kon haar amberkleurige vragende oogjes niet weerstaan en gaf heer een liefdevolle aai en een stukje worst. Weer terug op de bank kwam ook Plato de kater even langs en kroop naast mij. Heerlijk met zijn drieën op bank kijkend naar buiten en knabbelend op een stukje worst. Ik dommelde weg en droomde de dag verder. Toch nog iets. De liefde van je twee viervoeters en wat in je maag.
