
Het was schemerig, zo tegen half tien dat het gebeurde. Ik deed nog zo mijn best, maar toch gebeurde het. In de plaats waar ik vertoef, is het een gebruik, ja zelfs een ongeschreven wet, dat kinderen en dieren voorrang hebben op het rijdend verkeer. Vanzelfsprekend ben ik daar een voorstander van en houdt me aan deze regel. Die avond werd echter mijn geduld aardig op de proef gesteld. In het licht van mijn lampen zag ik een dier oversteken en vanzelfsprekend stopte ik voor haar. Ik noem haar maar Ans.
Alhoewel het schepsel het straatje van anderhalve meter breed al voor twee derde was overgestoken, duurde het toch nog enige tijd voordat ze de oversteek voltooide. Kijk, ik had wel door kunnen rijden met de zekerheid dat de schade aan het beest nihil zou zijn. Ik bleef iechter gewoon netjes wachten zoals dat van een rechtgeaard faunaliefhebber wordt verwacht.
Na 1 uur en 3 minuten was Ans de mooie goudbruine naaktslak overgestoken.
Half in slaap en volledig gefocust op het mooie schepsel trapte ik tevreden het gaspedaal in en reed verder. Slechts 20 centimeter. Ik voelde mijn linkerband wat slippen en verschrikt trapte ik op de rem. Ik stapte uit en daar lag Tom. Je zag nog net dat hij mooi Ivoor van kleur was. Blijkbaar had hij gewacht totdat Ans veilig was overgestoken. Dankbaar dat zij werd bijgelicht door een wit vervaarlijk uitziend gedrocht, was hij net 33 centimeter op weg toen de druk van de band hem teveel werd.
Ik was nog wel zo galant en hield me aan de voorrangsregel en toch was het gebeurd. De wet van Murphy werd weer eens bewezen, zowel voor mij als het gaat om de afspraak die ik volgde als voor de gedachte van Tom de naaktslak, immers als zij veilig kon oversteken kan ik het ook.
Dat de schoonheid van het vrouwtje altijd ten koste gaat van de man overkwam Tom. Was ik niet betoverd door haar schoonheid, had ik wellicht beter opgelet en was Tom niet aan mijn aandacht ontsnapt. Wat een triestheid alom had voorkomen.
Terwijl ik aan het bijkomen was van het ongeluk met Tom, kwam er een kopje van een derde naaktslak tevoorschijn. Hij bleek Egbert te heten en keek uitgeput maar voldaan naar de overblijfselen van Tom. Waarom weet ik niet maar ik begreep uit zijn vrolijke houding dat ik Ans had gered uit de vervaarlijke kleverige “klauwen” van Tom. Tom bleek een slak te zijn met D.I.D. (Dissociative Identity Disorder) Tom had identiteit 8 aangenomen van Brutus de Ekster en had het voorzien op Ans.
Egbert “rende” de 1.5 meter asfalt over en vloog in de armen van Ans. Beiden huilden dikke tranen van geluk. Langzaam gleden de twee geliefden door het gras naar een enorme pol paardenbloemen waar ze feestelijk de goede afloop vierden met een maaltje paardenbloemenblad.
Moraal van het verhaal is dat ik in twee weken tijd eerst een tor heb aangereden die het uiteindelijk door zijn eigen toedoen niet heeft gehaald en een naaktslak die de wet van Murphy onderging en slachtoffer werd van zijn eigen identiteitscrisis. Hoe kan het verkeren in het leven.
Ik stapte in mijn auto en reed stapvoets de toekomst in. Een groene sprinkhaan pakte al zijn moed samen en sprong zo hoog en ver dat hij kon. Ik zag de wanhoop in zijn ogen en ik dacht nee hé niet weer.
