De trip

de trip

Wat een heerlijke dag, de zon dwong iedereen naar buiten om de tuin een beurt te geven of om even lekker buiten te dreutelen. Ook ik voelde me vol energie om één en ander aan te pakken.

Buiten lagen in de ochtendzon de bijna uitgedroogde pollen wild gras geduldig te wachten op een scheerbeurt. Ik beantwoordde hun geduld en na een half uurtje had ik de pollen gras gedecimeerd naar golfcourse hoogte. Tevreden over het aanzicht vleide ik me met een flesje bier op één van de treden van mijn bordes neer.

In de verte zag ik een klein zwart stipje slingerend naar me toe komen. Gebiologeerd volgde ik de alsmaar groter wordende stip. Het had vleugeltjes en zoemde. Uitgeput landde het op de staander van de trap. Het was een ééndagsvlieg met een klein blond toefje op de kop. Ik zag de facetogen gericht op het bierflesje. Ik keek naar de flesopening en zag een druppeltje langzaam naar beneden rollen. Ik begreep de wanhoop en boog de fles naar de vlieg. Gulzig zoog het met een stampertje een beetje vocht op, veegde met één van de pootjes de stamper af en knikte vriendelijk en dankbaar met het kopje. Althans, zo leek het. We genoten allebei van de zon en ik bood enkele malen de vlieg de fles. Er huisde een vliegenfluisteraar in me, immers ik voelde de vlieg haarfijn aan.

Amber de poes arriveerde gracieus, zelfverzekerd en alert als een panter ten tonele. Met een soepele sprong zweefde Amber door de ruimte, met als doel de kleine lekkernij op de staander. Verrast door haar snelheid nam ik een beschermende pose aan. Ik stond snel op met de staander als steun, onhandig de vlieg verpletterend onder mijn handpalm. Amber’s nagels boorde zich in mijn hand. Ik slaakte een uitzinnige kreet van pijn. De buuf sprong geschrokken op en vroeg wat er aan de hand was. Met tranen in de ogen van pijn antwoordde ik; “dat een ééndagsvlieg zijn dag niet had”. Ik draaide mijn hand om en zag nog net dat de vlieg traag en trillend met zijn laatste kracht een pootje uitstrekte naar de fles in mijn hand. Vol medelijden en schaamte draaide ik de fles en liet een klein druppeltje als laatste groet op het vliegje vallen.

POEF!!!

Ik werd omgeven door een witte wolk waaruit Doutzen tevoorschijn kwam. Doutzen stond levensgroot voor me met een blond toefje in het haar en prachtige blauwe facetogen omgeven door lange uitdagende wimpers. Ik zei verlegen en opgetogen tegelijk “Hoi”. Ze zweefde naar me toe en probeerde wat te zeggen maar haar lippen kwamen niet vaneen. Ze stak een vinger op en maakte met haar andere arm een alomvattende draaibeweging van aarde tot de zon. Ah, ik begreep haar. Ze was er voor mij voor ėėn dag. Samen zaten we de gehele dag op het trapje van mijn bordes genietend van elkaars nabijheid. Om klokslag 23.00. Poef! Weg was ze weer. Een zwart stipje verdween in de nacht ze had nog een uurtje over om van de vuurvliegjesparade te genieten even verderop in het Omkerbos. Amber sprong op mijn schoot en likte schuldbewust het geronnen bloed van mijn hand. Spinnend rolde ze zich op. Ik wachtte nog een uur, ik miste Doutsen.

Naast me lagen een stapeltje bruine lege flesjes. Ik dronk de laatste druppel en Poef, daar was weer een witte wolk. Vrolijk stapte een fors uit de kluiten gewassen zanger naar voren met een roze toefje in het krullende haar en zwarte facetogen omgeven door lange blauwe wimpers. Ik slaakte een kreet van schrik, nee niet hij he! Amber klauwde zich eveneens verschrikt aan me vast en samen renden we naar binnen. Een ėėnnachtsvlieg had me bereikt. We sloten ons op en wachtten op de Poef aan het einde van de nacht.

Amstel toch, wat een trip vandaag en er staat nog een kratje in de koeling. Dat beloofd wat.