
Het was zondagmorgen rond 11.00 uur, even heerlijk uitwaaien op het strand. De dagelijkse stress – zover ik die nog heb dan – van je af laten glijden. De koele striemende wind die je gezichtsgroeven verder uitdiept en je dwingt om naar beneden te kijken zodat het zand je ogen niet vult. Opgewaaid zand dat mijn kleding teisterde, maar ook historie liet zien. Naar beneden kijkend zie je de voetafdrukken van je voorgangers, grote afdrukken van paps en mams, de kleinere van de kindjes en de zooltjes van een opgewonden hond.
Ik keek achterom en ja, ook ik liet van die afdrukken achter. Mooi die historie die je dan ziet, kronkelend gestaag achter je aan. Ik werd er emotioneel van immers ik had nog nooit zo duidelijk gezien dat ik geschiedenis maakte. Goed oké, het bleef maar kort zichtbaar, immers de wind bedekte snel mijn voetafdrukken met een vers laagje schelpzand. Maar toch prachtig om te zien.
Achteromkijkend zag ik historie in de vorm van een kapot groen plastic visnet te laat. De punt van mijn schoen raakte verstrikt in het net en ik stortte ter aarde. Een jong verliefd stelletje dat verderop in een zandkuil – van Duitse origine – schuilde en hun handen aan elkaar verwarmde, schaterde van het lachen. Een beetje ontdaan van zoveel aandacht krabbelde ik weer op, klopte mijn kleding af, lachte wat terug en vervolgde mijn weg.
Ondanks deze onverwachte neergaande beweging, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en keek toch weer achterom, immers wat voor een historie zou ik hebben achtergelaten. Het was prachtig. Je kon duidelijk de contouren van de impact zien, het door de druk weggewaaide zand, de handen, de elleboog en de geplette kwal. Daar schrok ik van. Ik was op een kwal gevallen. In het dagelijks leven probeer ik kwallen altijd te ontwijken, maar nu op het strand terwijl ik historie maakte was me dat niet gelukt. Ik zocht mijn kleding af en ja hoor, een kleverige afdruk ontsierde mijn jas. Gedver, daar zat ik echt niet op te wachten. Maar oké niets aan te doen. Ik vervolgde mijn weg.
Je hebt het niet in de gaten maar je loopt ongemerkt toch een heel lang eind en dat was eigenlijk niet de bedoeling. Net voordat ik om wilde draaien zag ik plots een schoen voor me, omgekeerd met de zool naar boven en weer schrok ik. Wat moet ik hiermee doen, alleen de zool was zichtbaar. Ik raakte in dubio. Moet ik de reddingsbrigade waarschuwen of zal het gewoon een schoen zijn.
Kijk, normaal komt iemand op het strand een schoen tegen en dat is dan gewoon een schoen, maar nu zie ik zo’n schoen en ik ben nogal fatalistisch ingesteld. Bij mij gaat de wet van Murphy altijd in. Als ik er tegen aanschop zit er natuurlijk een voet in. En ja misschien wel veel meer.
Daar sta je dan in tweestrijd, terwijl je gewoon even een stukje bent wandelen.
Verdorie nog aan toe. De mensen passeerden mij vrolijk zonder argwaan, meeuwen vlogen over, de golven sloegen tegen het strand, het jonge stelletje was inmiddels opgestaan klopten hun kleding af en verderop zag ik scheppen van zand de lucht in vliegen door een Duitser die een nieuw verblijf groef. Stel nou dat er iemand aan zit.
Een enorme golf teisterde het strand en kwam met grote snelheid naar me toe rollen, steeds meer schuim opzwepend. Ik sprong – nu wel – behendig weg en zag dat de schoen bedekt werd met een laagje vers zand. Niets meer te zien. Het probleem was door de natuur opgelost. Voor mij was het weer historie. Immers wat je niet ziet is er niet, toch?
Nog lichtelijk ontdaan zocht ik een strandtent op. Lekker een Campari-tonic en een schijfje citroen. Ik was niet alleen. Twee tafeltjes verder zat een jongeman nogal ongemakkelijk en ontdaan naar beneden te kijken. Hij had een bakje koffie voor zich staan en een koekje. Maar zijn aandacht ging uit naar zijn voet. Er ontbrak een schoen. Dezelfde soort schoen als die op het strand. Ik slaakte een zucht van opluchting. Nam een slokje en keek voldaan naar buiten.
Daar stond iemand aan de rand van het strand, voorovergebogen kijkend naar iets wat hem intrigeerde. Zou de schoen weer tevoorschijn zijn gekomen? Ik wist nu waar het thuishoorde.
Het was alsof ik achterom keek en de historie zag verschijnen. Hij had dezelfde kleding aan als ik.
Groetjes John
